“Zet jij dat raam nu open?”, vroeg de voorzitter op zeer geagiteerde toon aan de secretaris die tevens haar echtgenoot was. De vraag was compleet overbodig, want werd gesteld op het moment dat de voorzitter heel duidelijk waarnam hoe de secretaris het raam wel degelijk openzette. “Ik vind dat geen goed idee”, voegde ze er nog aan toe. “Bibi, het is hier kweetnie oe warm!”, reageerde de secretaris op de compleet overbodige vraag van zijn vrouw. Maar de voorzitter negeerde haar man en ging verder met haar uitleg. “We pakken het dus zo en zo en zo aan”, legde ze uit aan de bijzitters, intussen dramatisch verticaal gesticulerend. We zouden het dus alleszins verticaal aanpakken, zoveel was duidelijk. De voorzitter bleef druk verticaal gebaren terwijl ze opstond en het venster sloot.
Op de terugweg naar haar stoel wees ze plots dreigend één van de bijzitters aan: “Jij!”, en ze liet even een agressieve stilte vallen. “Kan jij eens herhalen hoe we het nu gaan aanpakken?” Intussen waren al 2 zakken met in totaal om en bij de 2400 stembrieven geleverd. De bijzitter was lichtjes uit haar lood geslagen en trachtte de aanpak te herhalen. Intussen had de secretaris het raam weer geopend en een welkome bries woei eventjes door het lokaal. De voorzitter luisterde niet meer naar de nerveuze bijzitter en stond opgewonden op. Haar oogbollen draaiden in hun kassen. Ze sloot het venster hard waarop de secretaris mompelde “overdrijf nu toch niet zo”. Het groepje burgers dat braaf hun burgerdienst kwam vervullen, bestond uit één voorzitter, één secretaris en vier bijzitters. Onder de bijzitters waren een broer en een zus. De sfeer tussen hen was ook niet echt hartelijk te noemen. Ze zaten stil naast elkaar en leken elkaar zelfs niet echt te durven aankijken. Op een bepaald moment besloot de broer dan toch maar het woord tot zijn zus te richten. Op fluistertoon weliswaar, in de hoop de kibbelende voorzitter en haar secretaris niet te storen. “Hoe gaat het met de hond?”, vroeg de broer zachtjes aan zijn zus. De zus kreeg een kleur die - hoewel het inderdaad erg heet was in het lokaal - niet te wijten kon zijn aan het feit dat het raam intussen alweer dichtgegooid was. “De hond?”, antwoordde de zus ontwijkend. “Welke hond?”, waarop ze onmiddellijk vervolgde: “De twéé honden zijn dood. Ze zijn al een jaar geleden gestorven.” Nu was het aan de broer om een kleur te krijgen, maar hij bleef stoïcijns z’n zus aankijken en leek haar eigenlijk al niet meer echt te horen. De verticale aanpak bleek uiteindelijk toch niet de beste. Na twee uren van brieven tellen en sorteren en in hoopjes van tien leggen bleek de totaalsom niet overeen te komen met het initiële totaal. Er was 1 brief te veel. “Opnieuw!”, gilde de inmiddels compleet over haar toeren voorzitter. Waarop de wanhopige secretaris: “Bibi, alstublieft, tel er gewoon één bij!”Maar dat was absoluut géén optie. De voorzitter sprong nog liever door het ongeopende raam, dan dat ze zich bij deze telfout zou neerleggen.